Jan Zwart..., maar dan anders |
Jan Zwart bij de speeltafel van de "Kloof" te Amsterdam. Deze foto is genomen na zijn 100e orgelconcert, gegeven voor de NCRV op 15 december 1931. |
"Van deze gelegenheid moeten wij even gebruik maken om ... op te merken hoe in dit
Rotterdamsch voorbeeld voor ons altijd gelegen heeft de drang naar een specifieke
protestantsche koraalkunst, doordrongen van het eigen, inheemsche gemeentelied. Een
koraalkunst die niet afgedwongen behoeft te worden door liturgische noodzaak - die er
trouwens ook niet is of ooit zal komen - maar geheel vrij, uit zichzelf opbloeit rond
onze protestantsche muziekdienst van alle Zondagen en die zich kan uiten, zooals ook
in de practijk van de Lange's dagen, permanent of van tijd tot tijd in onze publieke
orgelvoordrachten. Hoe dat leven bij het Koraal, speciaal in Rotterdam, haast tot ideaal wordt spreekt wel sterk in een verschijning, die thans in onze bespeling aan de beurt is n.l. J. B. Litzau, de Lutherse Kerkorgelist, wiens volledige verzameling orgelwerken door A.W. Gottschalg uitgegeven, voor ons ligt. Al moeten wij er bij zeggen dat nagenoeg het geheele materiaal aan zangwijzen door hem ontleend werd aan, bij ons totaal onbekende kerkliederen, wat geweldig jammer is en waarschijnlijk een reden dat deze meesterstukken in hun soort, voor Nederland zoo goed als dood zijn blijven liggen. Want hoe knap ook de Sonaten zijn waarvan wij de 2e ditmaal op verzoek spelen, met alle respect voor de kennis en kunde van Litzau, halen ze toch niet bij het overgroote deel der Koraal-variaties, paraphrasen, canons en fuga's - de sterkste zijde van dezen Nederlandschen orgelmeester..." |
Zwart: Het was in 1914, even na het uitbreken van den wereldoorlog, dat ik
eigenlijk met die orgelbespelingen begonnen ben. Er was bij ons een dominé die
op de gedachte kwam: "laten we de kerk eens voor het volk openzetten, net als dat in
Duitschland en Amerika gebeurt en laat dan het orgel eens een uurtje spelen. Dat geeft
wellicht eenige gewenschte ontspanning in dezen mobilisatietijd". Toen ging ik op een
Donderdagmiddag "ad libitum" wat orgel spelen. Een programma had ik niet en er waren
misschien 5 of 6 menschen in de kerk! De belangstelling groeide evenwel en na verloop
van een paar maanden gaf ik een programma. Ik speelde dan een uur vol. Na afloop vroeg
men mij dan wel eens een en ander en zoo ontstond er een orgelconcerten-publiek, dat ik
in een serie van 200 concerten deed kennismaken met de geheele orgelliteratuur. Ik had
leeren verstaan, dat de hoofdstad verre achter was bij Rotterdam, waar De Vries heele
speelprogramma's lanceerde. De concerten, die eerst des Woensdagsmiddags van 3 tot 4 uur
werden gegeven, werden later pas des avonds gesteld. Toen was er weldra geen plaatsje
in de kerk meer onbezet. Dat was in 1919. En dat is nu zoo gebleven tot op den dag van heden. Ik heb blijkbaar belangstelling weten te wekken voor de grootsche orgelliteratuur, want ik speelde niet alleen de gangbare werken, maar ook b.v. het volledig oeuvre van Guilmant en Widor, om er maar eens twee te noemen. Dat was voor velen een openbaring, want we kunnen gerust zeggen, dat in 1919 Amsterdam de rijke orgelliteratuur in haar geheel niet kende. Ik heb de geheele Fransche school, de Duitsche moderne orgelschool en de Engelsche literatuur doorgenomen, met het gevolg, dat er in Amsterdam een publiek kwam, dat alléén om der wille van het orgelspel kwam luisteren. Dat was voor mij een groote voldoening, want zoo groeide in mij het voornemen om het Kerkorgel weer populair te maken, zooals het dat vroeger ook geweest is. Daarom heb ik ook geen concerten "met solisten" willen geven. Men heeft in ons vak veelal den koning der instrumenten tot 't knechtje van andere speeltuigen gemaakt, en dat heb ik nooit gedaan. Mijn orgelspel is altijd om der wille van 't orgel-zelf geweest: om het publiek zijn majesteitelijke schoonheid te leeren kennen en belangstelling op te wekken voor de zeer uitgebreide, voor een groot deel weinig uitgevoerde, orgelliteratuur. Ik heb nooit met solisten saamgewerkt, om zoodoende mijn instrument naar 't tweede plan te verdringen, maar heb belangstellenden gelegenheid geboden, zich een gedegen indruk te vormen van wat het orgelspel-op-zich te geven vermag. |
Zwart: Neen. Ik wilde door het geheele land het orgel populair maken. Ik ging
naar verschillende kerkvoogdijen toe en zei: zet de kerk maar open, dan zal ik spelen.
Men geloofde er aanvankelijk niet erg in, doch in Alkmaar, Deventer, Zutphen en vele
andere plaatsen heb ik aldus een orgelconcerten-publiek gevormd, waar men versteld van
stond. Zoo heb ik na 1919 de orgelmuziek uitgedragen tot het publiek. |
Zwart: Bleek een enorm hulpmiddel in mijn streven om het orgel meer populair te maken. In het orgaan van den Chr. Radio-Omroep heb ik een aparte correspondentie-rubriek met belangstellenden. Ik ben de eerste organist geweest, die voor de radio heeft gespeeld en doordat mijn orgel zoo buitengewoon goed klonk, juist door de microfoon, heeft de Chr. Omroep mij geëngageerd voor wekelijksche orgelbespelingen op Maandagmiddag. Maandagmiddag 7 Juli gaat de 75e! Dat is dus bijna in anderhalf jaar tijd. Ik speel veel meer concerten in zoo'n periode: zeker 150, want ik speel gemiddeld 100 concerten per jaar. |
Zwart: Wanneer men een geestelijk lied of een koraal als thema geeft en men gaat daarop varieeren, dan heeft het publiek iets, waaraan het houvast heeft. Her herkent het thema en daardoor wordt het ingeleid in het groote en gecompliceerde klankbeeld van de orgelmuziek. Ik geef er meestal op m'n programma's zooiets bij. U weet, dat Sweelinck beroemd was om z'n fantasieën op koralen. |
Zwart: Zeker niet. Ook werk van onze Nederlandsche componisten dient gespeeld te
worden. Sweelinck in de eerste plaats en bijvoorbeeld de mijns inziens nog genialere
Van Noort. Op een van mijn laatste concerten introduceerde ik nog de Passacaglia
en fuga van George Stam; een fijn werk, wat vreemd misschien, maar het is onze plicht
onzen hoorders deze werken te brengen. We kennen het violistenrépertoire op ons
duimpje, zoo zal het in de toekomst ook moeten met het orgelrépertoire. Ik ben behalve uitvoerend musicus, ook een liefhebber van historische en daarmede verband houdende archiefstudie. Ik hoop als mijn levenswerk achter te laten een groot boek over Jan Pietersz. Sweelinck. Ik wil hem, den stichter der Nederlandsche organistenschool van het begin der 17e eeuw, schetsen, zooals tijdgenooten die met hem omgingen, hem hebben gekend. Daar ben ik reeds lang mee bezig en ik ondervind allerlei hulp daarbij. Hoe kwam het bijvoorbeeld, dat Sweelinck 16 leerlingen uit Duitschland had? Waarschijnlijk is Frescobaldi óók bij Sweelinck geweest. En weet u, wat voor mij nu een buitengewoon belangrijk ding is? Sweelinck is slechts de groote orgelcomponist van Nederland kunnen worden, omdat in zijn tijd het publieke orgelspel nog bestond. En dáár moet het wéér heen. Een organist was vroeger in dienst van de stad; hij werd goed betaald en speelde veel voor het publiek. In Haarlem heeft men daar nog een overblijfsel van. Nu viert in het organistendom het dilettantisme (de goede vaklieden niet te na gesproken) hoogtij. Dat is geen wonder. Want wat heeft een organist eigenlijk te doen? Des Zondags dienst en nog een paar dingen als trouwplechtigheden, enz. Het is dus geen wonder dat de salarissen ook laag zijn. Maar de vroegere stads-organisten beheerschten het geheele muziekleven van hun stad. Dat houd ik mijn leerlingen ook altijd voor: werkt er voor, zooals ik dat doe, om het orgel weer populair te maken, dan komt ook het organistenberoep wat meer tot z'n recht. Het vroegere organistschap was voor alle dagen, niet voor den Zondag alleen en dáárdoor kon Sweelinck een geheel nieuwen orgelstijl scheppen. Het moet er naar toe, dat de kerken opengesteld worden voor het publiek, kosteloos en dat er dan op bepaalde uren op het orgel gespeeld zal worden. |
Zwart: In Rotterdam ontving ik mijn eerste onderricht: als leerling van
G.B. van Krieken en Hendrik de Vries. Aanvankelijk was ik, naast
mijn muziekstudie, op 't kantoor bij m'n vader. Maar de liefde voor't orgel was sterker
dan die voor pen en papier: ik liep herhaaldelijk weg en zat meer in de kerk dan op den
bureaustoel. Zoo kreeg ik, zestien jaar oud, mijn vaste aanstelling als organist van de
Geref. Kerk aan de Westzeedijk te Rotterdam. Die heette toen nog de zoogenaamde stal van
Hoboken. Hoe klein mijn emplooi ook was - ik speelde op een harmonium met twee
klavieren en pedaal -, toch droomde ik al van een groote kerk, al besefte ik, dat dit
verre toekomstmuziek zou zijn. Later is de groote mooie Westzeedijkkerk er voor in de
plaats gekomen, doch dat orgel heb ik nooit als orgelist het mijne mogen noemen. Wel
acht ik mij gelukkig later, toen Besselaar naar de St. Laurenskerk verhuisde, als zijn
opvolger aangezocht te zijn. Toen de nieuwe kerk gebouwd werd, was ik echter reeds lang
weg. In 1893 was ik in Rotterdam begonnen, maar in 1896 vertrok ik naar de Ned. Herv.
Kerk te Capelle a.d. IJssel, onder den rook van Rotterdam. Daar bleef ik twee
jaar, want in 1898 kwam er een vacature in de kerk, welke ik nu reeds 32 jaar als
orgelist dien. Ik heb een vergelijkend examen moeten doen voor deze plaats. Examinatoren waren G.A. Heinze, A. Pomper en Immig. Ik deed gelijk examen met Rijp van de Nieuwe Kerk, Bos van de Domkerk te Utrecht en C. de Wolf van Arnhem, thans leeraar aan het Conservatorium te Amsterdam. |
Zwart: Ja, het is een van de echte oude orgels; het stamt van 1795. Bij m'n 25-jarig jubileum is er een "Fernwerk" aan toegevoegd. Maar dat heeft het kernachtige klankgehalte van het orgel onaangetast gelaten. Het is alléén noodig voor het uitvoeren van moderne orgelmuziek. Het bleek nu, dat deze kernachtige klank, prachtig door de radio over wordt gebracht. In Februari 1929 heeft de Chr. Radio-Omroep mij vast aan zich verbonden. |
Zwart: Het harmonium heeft zich moeten vergenoegen met een mindere plaats, doch in de Christelijke gezinnen zal het toch altijd een bijzondere positie blijven innemen. In harmoniumspel als kunstvakspel geloof ik echter niet, wel is het er om de belangstelling voor het kerkorgel te kweeken; in een richting, zooals Karg-Elert die voorstaat, zie ik geen heil. |
"Vaste Burcht" van Cor Kint |
Desondanks is een koraalfantasie met een slotharmonisatie
natuurlijk geen compositorische onmogelijkheid; zo componeerde een
collega van Jan Zwart, Cor Kint, eveneens een koraalfantasie over "Een
Vaste Burcht". Deze groots opgezette fantasie, welke geheel is
doorgecomponeerd, sluit nauw aan bij de koraalfantasieën van Reger. Het
werk sluit af met een fuga met als thema de kop van de eerste
koraalregel. Deze fuga wordt op zijn beurt afgesloten met een grootse
koraalharmonisatie met een doorgaande achtstenbeweging in het pedaal.
Jan Zwart kende en waardeerde deze koraalfantasie en wijdde er het
volgende puntdichtje aan: Cor Kint, had je vader dit geweten, hij had je geen Cor Kint, maar Cor Kerel geheten. Dat Jan Zwart bij zijn eigen Fantasie, volgens de overlevering, in het laatste jaar van zijn leven meer en meer de slotvariatie verving door een koraalharmonisatie, mag geen aanleiding zijn om een zelfgevonden harmonisatie aan een compositie van Jan Zwart toe te voegen; temeer daar over de omstandigheden, waaronder Jan Zwart deze verandering doorvoerde, nog allerminst duidelijkheid bestaat. |
"De Fantasie "Vaste Burg" is zo ingericht, dat men haar geheel of gedeeltelijk kan gebruiken, naar 't uitkomt, zelfs maakt het niets uit of men een der variaties wil weglaten of onderling zoals de 1e met de 2e wil omwisselen." |
Hoofdwerk | Rugwerk | Bovenwerk | Pedaal | Speelhulpen |
Prestant 16 vt | Quintadena 16 vt | Prestant 8 vt | Prestant 16 vt | drie Tremulanten |
Bourdon 16 vt | Prestant 8 vt | Roerfluit 8 vt | Octaaf 8 vt | koppeling HW-BW |
Prestant 8 vt | Flûte douce 8 vt | Quintadena 8 vt | Octaaf 4 vt | koppeling HW-RW |
Holpijp 8 vt | Octaaf 4 vt | Gamba 8 vt | Roerquint 5 1/3 vt | koppeling Pedaal-HW |
Octaaf 4 vt | Gedekte fluit 4 vt | Octaaf 4 vt | Mixtuur 3 st | vier afsluitingen |
Speelfluit 4 vt | Gedekte quint 3 vt | Fluit 4 vt | Subbas 16 vt | |
Quint 3 vt | Speelfluit 2 vt | Nasard 3 vt | Bourdon 8 vt | |
Fluit 2 vt | Flageolet 1 vt | Woudfluit 2 vt | Bazuin 16 vt | |
Octaaf 2 vt | Mixtuur 4-5-6 st | Scherp 3-4 st | Trompet 8 vt | |
Cornet 5 st | Sexquialtera 2-4 st | Fagot 16 vt | Trompet 4 vt | |
Mixtuur 4-5-6 st | Hobo 8 vt | Dulciaan 8 vt | Cinq 2 vt | |
Trompet 16 vt | Trompet 8 vt | Cornet à piston 8 vt | ||
Trompet 8 vt |
"Wanneer men een geestelijk lied of koraal als thema geeft en men gaat daarop varieeren, dan heeft het publiek iets, waaraan het houvast heeft. Het herkent het thema en daardoor wordt het publiek ingeleid in de groote en gecompliceerde klankbeeld van de orgelmuziek. Ik geef er meestal op m'n programma zooiets bij." |